Deze post ziet er misschien niet al te oranje uit, maar het eerste vlindertje op de foto is het prachtige oranje luzernevlindertje, die als ze haar vleugeltjes opent prachtig fel oranje fladdert. Wat een geluk om deze vlindertjes aan te treffen in natuurgebied De Wieden (waar de volgende post ook over gaat), we waren er allemaal vol van.
‘Fladderen,’ vroeg de zwaan aan de vlinder, ‘hoe doe je dat toch? Dat probeer ik nou zo vaak.’
Hij steeg op van de grond aan de oever van de rivier en probeerde te fladderen, maar het leek nergens op.
‘Pas maar op,’ zei de vlinder. ‘Straks stort je nog neer.’
Mistroostig ging de zwaan weer zitten.
‘Ik begrijp er niets van,’ zei hij.
‘En toch is het heel eenvoudig,’ zei de vlinder. Hij fladderde even om de zwaan heen en ging op de top van een grasspriet zitten.
De zwaan liet zijn hoofd in zijn veren zakken en keek somber naar de grond.
‘Je moet eerst je gedachten laten fladderen, zwaan,’ zei de vlinder. ‘Dan pas jezelf.’
De zwaan zweeg. Hij wist niet of hij nu boos zou worden of verdrietig of onverschillig.
‘Kijk,’ zei de vlinder, ‘je denkt aan honing, hm lekkere honing, en dan meteen daarna denk je aan boomschors en dan aan het nijlpaard en dan aan kroos, aan een krukje, aan zand, aan een schaar, aan rozen, het geeft niet wat, als je maar meteen aan iets anders denkt als je ergens aan denkt…’
‘Dan kan ik niet,’ zei de zwaan, wiens gedachten altijd statig waren alsof zij langs lange lanen schreden en slechts met vaste tussenpozen minzaam knikten naar oude herinneringen.
‘Nee,’ zei de vlinder. ‘Maar je kunt het wel leren.’
En zo, op die warme, wolkeloze dag, aan de oever van de rivier, kreeg de zwaan les van de vlinder. Hij leerde van de hak op de tak te springen, rommelig te zijn, nooit iets zeker te willen weten, maar ook nooit iets over te slaan.
‘Iets is niets,’ zei de vlinder. ‘Dát wel. Maar alles is wel alles.’
‘En niets?’ vroeg de zwaan.
‘Dat zei ik net,’ zei de vlinder. ‘Dat is iets.’
Er vielen gaten in de gedachten van de zwaan, flarden raakten er los en woeien weg, en tegen het eind van de middag was niet een van zijn gedachten meer statig of recht. Met grote ogen keek hij om zich heen, zijn hart bonsde, en toen de vlinder hem opeens een duw gaf sprong hij op en fladderde hij rond, totdat hij op de grond viel.
‘Au,’ zei hij. Maar hij lachte.
‘Zie je wel!’ zei de vlinder. ‘Nu kun je misschien nooit meer over de horizon verdwijnen of boven de wolken opstijgen, en ook zul je misschien nooit meer urenlang kunnen doorvliegen. Maar je kunt fladderen!’
De zon ging juist onder en samen fladderden zij rond door de dunne avondnevels. Zij doken onder een paardenbloem door, beschreven lussen tussen de takken van de wilg en wensten elkaar ten slotte geluk met alles.
‘Wat was alles ook maar weer?’ vroeg de zwaan, terwijl hij een scherpe bocht nam en rakelings langs een klaproos scheerde.
‘Alles,’ zei de vlinder.
‘O ja!’ zei de zwaan. ‘Hoe kon ik dat nou vergeten.’
Toon Tellegen
Prachtige foto’s…. én wat een prachtig verhaal! Ik ga ook leren fladderen!
Ik kijk al een poosje mee op jouw blog en geniet ervan!
Dag Hannah
Wat een prachtige foto’s en een mooi verhaal!